Het zuidereiland met Flying Kiwi Experience |
||||||||||||||
|
||||||||||||||
Bob gaat fietsen, anderen gaan paardrijden. John, Gerard en ik gaan met de kano de Pororari rivier op. Volgens John zit daar zalm met zijn naam erop. Ik zit weer in het midden, netjes met een zwemvest aan. Waarom worden plastic zakken gemaakt waar je de bovenrand van af kan scheuren, vraag ik aan John. Om ze met de rand dicht te kunnen binden is het antwoord. Ik besluit mijn rugzak en John's fleece in de plastic zak te binden. Mijn sandalen gesp ik aan elkaar, je weet maar nooit. De rivier stroomt snel, de heren werken hard om tegen de stroomversnellingen op te peddelen. De omgeving is prachtig. De begroeiing is hier nog orgineel nieuwzeelands. We stoppen in een luwte van de rivier. Voor ons is een fikse stroomversnelling. Ik neem de peddel van Gerard over en ga voor in de boot zitten. Zo hard als ik kan peddel ik tegen de stroom in. We liggen stil. John wil stoppen. Ik vraag het nog een keer te proberen. Vanuit een gunstige hoek varen we de stroomversnelling in. Halverwege wordt de kano gegrepen. John roept naar mij "ease off, ease off". Ik peddel nog harder, niet begrijpend wat hij wil. Gerard legt uit dat ik moet stoppen met peddelen. We worden terug naar de luwte gedreven. Daar ruil ik weer van plaats met Gerard. Hij stelt voor om het toch nog een keertje te proberen. Ik steun zijn voorstel en John stemt toe. Opnieuw varen we de stroomversnelling in. Dan plotseling komt de kano overdwars te liggen, we raken uit balans en de boot kapseist. Het water is ijskoud, ik hap naar adem. Ik moet het opblaasbare hoofdkussen van Jet zien te redden! Ik reik over de kano naar de spullen: de plastic tas met mijn rugzak, mijn sandalen, het hoofdkussen en een plastic tas met fruit. "Don't climb on the boat" schreeuwt John tegen mij. "I want the things, I'm not climbing on it" schreeuw ik boven het geraas van het water uit. Hij verstaat me niet, en herhaalt zijn woorden. "The boat will sink!!" Maar ik moet dat hoofdkussen hebben!! Dan heb ik alles te pakken en ga in het koude water staan. We duwen de omgekeerde kano naar de kant, uit de stroomversnelling. Bibberend keren we de kano om. De schoenen van John en Gerard zitten er nog in. Zelfs de hengel is er nog, we zijn niets kwijtgeraakt. We laden alles weer aan boord en varen naar de overkant van de rivier, waar de zon schijnt. Om mij onduidelijke redenen heb ik mijn bikini en een trui meegenomen in mijn rugzak. Alles is nog droog. Ik trek mijn natte kleren uit en ga in bikini en trui van een appel zitten genieten. De tarwekoekjes vinden gretig aftrek. John probeert nog die zalm met zijn naam te vangen. Ook Gerard doet een poging, zonder succes. Dan gaan we terug, zachtjes varen we met de stroom mee, bijna idyllisch. Wat is het hier toch prachtig. 's Middags leer ik Happy Birthday op mijn sheepsdog whistle spelen. Tegen vijf uur loop ik naar het dorpje. De grot die ik onderweg tegenkom is te donker om iets te onderscheiden. Ik verbeeld mij gloeiwormen te zien. Weer naar buiten. De Pancake Rocks zijn fenomenaal. Gefascineerd blijf ik kijken hoe de zee zich steeds weer stuk loopt in het Blowhole. Ook dit is ontzettend inspirerend. Over het strand loop ik terug naar de camping. Na het eten wordt Mark nog een keer toegezongen. Hiervoor heb ik geoefend! Kevin heeft een grote verjaardagstaart gemaakt. We gaan even later naar de pub. Ik praat wat met Bob en Mikel en kijk naar het poolbiljarten. Om half een loop ik met John terug naar de camping. Ik zie een oranje licht boven de heuvels. "Is there a city beyond the hills" vraag ik. "No, it looks like a bushfire". Dat geloof ik niet, geen rook, geen brandlucht. Dan realiseer ik me dat ik het equivalent van het noorderlicht zie! John is het met mij eens. "That's called Aurora Australis, the Southern lights". Gefascineerd kijk ik naar het natuurverschijnsel. Rood, wit, oranje spelen een lichtspel aan de donkere nachthemel boven de heuvels. Langzaam beweegt het licht langs de heuvelrand op en neer. Na een half uur vervaagt het en ga ik in mijn tentje slapen. [^] Stortregen, ik breek mijn tent van binnenuit af. Ik verfijn mijn techniek tijdens de klus. Rustig rijdt de bus naar onze volgende bestemming aan de Abel Tasmanzee. De animo om te fietsen is weggeregend. In de buurt van Cape Foulwind stoppen we. Een kleine uitspanning heeft allerlei soorten gebak. Ik vertel dat ik niet te lang wegblijf, loop naar buiten en wandel langs de rotsen. Als ik terugkom zie ik nog net de bus wegrijden. Vanuit de telefooncel bel ik John. Hij heeft van anderen gehoord dat ik ga lopen naar de zeehondenkolonie. Ik spreek af de bus weer te ontmoeten op de kruising een eindje verderop. Via het strand en weilanden loop ik de goede richting uit. Na enig wachten vraag ik een auto of ik mee mag rijden naar de parkeerplaats van de kolonie. Daar staat de bus. Ik hol het pad op naar boven, werp een blik op een aantal dikke zeehonden, begrijp waarom deze plek Cape Foulwind heet en ren terug. Ik heb de zeehonden gezien! We rijden verder. Ik sta voor in de bus. Ergens onderweg zetten we Mikel af, hij gaat van hieruit lopen. Langzaam klaart het weer op. Na Motueka kunnen we fietsen naar Old MacDonalds farm, de camping voor de laatste twee nachten, voorbij Marahau. Met vier andere fietsers klim ik de drie kilometer naar de top van de heuvel. Naar beneden racen is absoluut zalig. We arriveren voor de bus bij de camping. Ik zet mijn tent naast een kabbelend beekje, onder de bomen. Sommigen mopperen omdat twee vrijers zijn gearriveerd. 's Avonds om elf uur ga ik wandelen. Ik loop over de maanverlichte weg naar de lagune. De jasmijn ruikt bedwelmend. Een uil roept. Een possum steekt voor mij de weg over. Ik neem het houten pad dat dwars over de lagune is aangelegd en ga een mystieke wereld binnen. Geluiden komen van onzichtbare bronnen. Zilveren plekken zijn water. Patronen in het zand leven hun eigen leven. Schaduwen bewegen verschrikt. Voor mij, in de verte, het Abel Tasman National Park. Rechts, nog net hoorbaar, de branding. Mijn voetstappen verstoren deze magie, ik trek mijn schoenen uit. Het regent zachtjes. Met tegenzin keer ik aan de rand van het bos om. Deze volle stilte blijft in mij. Betovert loop ik terug naar mijn opvouwbare huisje. Een zwarte kat vergezeld mij. Ik neem een douche, de kat wacht voor de deur. Ik ruim spullen naast de bus op, sluit de trailer. De kat loopt om mijn voeten. Even later is ze weg. Nog het bagagecompartiment in de bus afsluiten. Met een zesde zintuig kijk ik de diepte in. Daar ligt de kat op de tenten. Ik jaag haar eruit, sluit af en loop met gezelschap naar mijn tent. Mee naar binnen mag ze niet. Tot ik in slaap val hoor ik haar klagend mauwen. [^] De op een na laatste dag, een dag om zelf in te vullen. Ik fiets over de heuvel van gisteren naar Motueka. De klim is moeilijker. Ik zie in de verte de weg verder omhoog gaan en besluit na de volgende bocht even te rusten. Als de bocht daar is heb ik nog energie over en fiets nog een beetje verder. Plotseling ben ik bij de top. Met veel genoegen scheur ik naar beneden. Mijn vreugdekreten vullen de lucht. Op mijn gemakje rijd ik naar het centrum. Ik stop bij een rozentuin, ga op zoek naar de roos van Anne-Marie. Helaas, degene die er sterk op lijkt heeft geen naambordje. Ik slenter wat rond, haal de beloofde fles afwasmiddel, eet een triple chocolat icecream en fiets via binnenweggetjes terug. Ik wil de kustweg naar Kaiteriteri nemen. Een oudere man steekt over, mooie kop. We begroeten elkaar. Ik stop om te vragen wat op het land verbouwd wordt. Hop. We raken in gesprek. Hij vertelt mij over de omgeving. Weet ik wat Kaiteriteri betekent? Nee dus. Kai betekent eten, teri betekent vlug, teriteri betekent heel vlug. Het verhaal is dat de Maori's op die plek een hangi (kookplaats) hadden. Een aardbeving schrikt hen op, ze denken dat ze aangevallen worden. Vlug vlug eten ze het eten op en vertrekken. Kaiteriteri betekent dus fastfood. Later vertel ik dit verhaal aan John. Ik vertel erbij dat de camping, Old MacDonalds, er dus eerder was en verwijst naar Kaiteriteri, het nieuwere MacDonalds. Hij komt niet meer bij van het lachen. Na een uur neem ik afscheid van de man. Ik fiets langs de kust de heuvel op, met prachtige vergezichten. Mijn late lunch gebruik ik op de top van Kaka Island. De zee voor mij in de diepte is helder blauw. Iedereen heeft gelijk, Nieuw Zeeland is schitterend. Wat een heerlijke dag, de zon schijnt, ik voel me fit en gezond. Dit is bijna goed. Terug naar de camping. We wisselen ervaringen uit. Om vijf uur worden we opgehaald om te gaan zeekayakken. Met Sian deel ik een kayak, haar eerste keer dat ze peddelt. Als we op het water zijn steekt er een forse wind op en begint de regen weer. We zigzaggen naar een beschutte baai. De gespleten rots is wonderbaarlijk. Thee en wortel-noten cake worden geserveerd. De bemanningen moeten wisselen, elke vrouw krijgt een man mee. Nu vaar ik met Morgan. We blijken een goed team, kunnen bijna de duitse mannen bijhouden. Dan hoor ik achter mij "you're drowning me". Ik stop met peddelen en kijk vragend om. Met mijn linker slag blijk ik iedere keer een schep water over Morgan heen te gooien. Ik verander mijn stijl, dat is beter. De wind gaat liggen en we varen nog naar de andere kant van de baai. "To view a wanteerok" versta ik. "Like wanteehill" wordt nog toegevoegd. Blijkbaar is het voor iedereen helder, ik heb geen clue wat er bedoeld wordt. We varen langs een piepklein rotsje met een iets-te-grote bonsai boom erop. Ah, een one-tree-rock! Weer verder. Door goed navigeren gaan we de aankomst winnen. Vlak voor de finish wil ik nog foto's nemen en geven we onze eerste plaats op. Morgan is perfect, klaagt helemaal niet. Kevin heeft vegetarische spaghetti-saus voor mij kunnen redden. We praten nog wat na, morgen is de laatste dag. [^] Om zeven uur worden we door Simon opgehaald. We zijn met z'n zevenen. We rijden naar Motueka. De weercondities zijn niet zo goed, teveel laaghangende bewolking. Op het vliegveld staat een klein Cessna. Paula en Sian gaan als eerste. Dan gaan Mark en Klaus. Het weer verslechterd. Dorothee en ik kunnen toch nog omhoog. Ik krijg een overall aan. Ik wil graag een roze bril, dat kan. Dave, de tandemmaster, instrueert mij "tummy pushed out, head and legs backwards, shape like a banana". Mijn harnas wordt aangesnoerd, Loulou gaat in mijn overall. Vlak voor het instappen wordt alles nog een keer gecontroleerd. Dave wijst mij de camera, lachen!! Steve en Dorothee zijn al ingestapt. Dave vraagt mij voor hem te gaan zitten. Ik zie een handle, pak die vast en blijk daarmee de deur te sluiten. Dat is nog niet de bedoeling. Ik nestel mij tussen de benen van Dave, gebruik hem als een leunstoel. Dat zit erg goed! Het vliegtuigje stijgt op en klimt gestadig omhoog. Als Karl, de piloot, een open plek in de wolken heeft gevonden wil Dave toch nog hoger proberen. Helaas, alleen nog maar watten om ons heen. Ik ben strak vastgemaakt aan Dave, hij doet mijn bril op en vraagt mij mijn handschoenen aan te doen. We gaan zo eruit. Hij waarschuwt voor de striemende regen in de wolken. Ik moet mijn handen voor mijn mond houden als we buiten zijn. De deur gaat open, ik moet nog een keer naar de camera kijken en dan vallen we uit het vliegtuig. Even doe ik mijn ogen dicht. Als ik ze open doe zie ik het grijze silhouet van een vliegtuig boven mij. "Die is ook dichtbij" denk ik. We vallen door de wolken. Ik voel een klop op mijn hoofd, nu mag ik mijn armen spreiden. Dave houdt zijn handen voor mijn mond. Een witte stilte omgeeft ons. Plotseling zie ik Nieuw Zeeland, de kustlijn, de bergen, de velden. Dit is het uitzicht waarvan ik wil genieten, al vallend. Dit is mijn ode aan Henk. Hier gaat zijn droom over: "Maryon, kijk wat een prachtig uitzicht". Ja liefje, inderdaad een schitterend uitzicht. Dan voel ik een snuk, de parachute is open. Of ik wil sturen? Natuurlijk wil ik dat. Ik moet mijn handen in de onderste lussen doen. Ik vraag Dave om de parachute los te laten. Ik stuur nu helemaal alleen. Voorzichtig ga ik naar rechts, dan naar links. Dit is verrukkelijk!! "Do you want to spin?" Tuurlijk wil ik dat. We draaien rechtsom, dan linksom. Ik heb ontzettend veel plezier. Dave legt mij uit hoe hij navigeert. Veel te vlug zet hij in voor de landing. Precies voor de voeten van Simon komen we neer. Ik wil zo weer omhoog, loop stralend naar de anderen. Met een applaus word ik begroet. John vindt mij "so brave". Maar dit is gewoon heerlijk. Het heeft niet met dapper zijn te maken. Dit heb ik gedaan om zo dicht mogelijk bij Henk te zijn. Vanaf nu ga ik alleen verder. Gerard kan niet meer springen, de bewolking is te laag gekomen. We vertrekken weer. Ik ga nog een keer naar Dave en bedank hem, dit was zo'n bijzondere ervaring. Ik wil hem kussen maar ben te verlegen. Twee dagen later verongelukt de Cessna. Dave, Steve, Simon, Karl en twee toeristen overleven de crash ternauwernood. Ik help John bij het vinden van de goede weg. Door een prachtig heuvelachtig landschap rijden we naar Nelson. Daar vraag ik mijn fiets en spurt weg. Ik moet over twee uur weer terug zijn. Ik vind het Wearable Art Museum, ga naar binnen, introduceer mijzelf als vriend van Lichel en vraag of ik met iemand kan overleggen over Totally Shaved, de prijswinnende creatie van Lichel. Heather Palmer, de co-directeur, komt mij verwelkomen. Anderhalf uur praten we, Heather blijkt een ontzettend aardige vrouw. Ze laat mij de verschillende ruimten zien. Ook Totally Shaved en de kist krijg ik te zien. We spreken wat dingen af. Heather vertelt dat komende zaterdag de show over het Wearable Art Festival op tv komt. Prachtig, kan ik de video mee naar Nederland nemen! Ik heb maar een kwartiertje voor de expositie. Dat is een belevenis op zich. Ontzettend leuk om dit te zien. De werkelijkheid is veel mooier dan de plaatjes. Judy, een hostess, vertelt mij van alles over de galerie. Helaas, ik moet weg. Ik race weer terug naar het centrum van Nelson waar de bus wacht. Daar staat de fiets van Allen tegen een gebouw. Hijzelf is nergens te bekennen. Vlak voordat we vertrekken komt hij aanslenteren. Een knuffel, goodbye. En we zijn weer onderweg, het laatste stuk van de tocht, naar Picton. Als we langs een kleurige rij paaltjes komen noemt John ze "the socks of Maryon". In Picton gaan we op zoek naar een ijsje. Ik trakteer ten afscheid. We worden door de anderen naar de ferry gebracht. Ik omhels John langdurig. Met Gerard, Sian and Morgan maak ik de oversteek. We hangen in de stoelen, moe en een beetje triest. Anne-Marie wacht op mij bij de terminal. Ik ben zo blij haar te zien. Ik knuffel de engelsen, stap in de auto en rijdt met mijn zus terug naar Stokes Valley. [^] [Heenreis] . [Seoul] . [Auckland] . [Rotorua] . [Wellington] . [Hutt Valley] . South Island . [Laatste dagen] . [Terugreis] |
||||||||||||||
emailen
|